
Jurisprudentie
BD9645
Datum uitspraak2008-08-08
Datum gepubliceerd2008-08-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/802013-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/802013-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Poging doodslag resp. bedreiging door twee mannen (van 73 resp. 57 jaar) die stellen jarenlang vanwege hun homoseksuele geaardheid te zijn gepest door de plaatselijke jeugd. Rechtbank komt tot bewezenverklaring, namelijk dat één van de verdachten (verdachte K. zie uitspraak LJN BD9662) met zijn auto op twee fietsende jongens is ingereden en de ander vervolgens met een stok heeft gedreigd om de zichtbaar gewonde jongens te slaan. Volgt verwerping van het beroep op psychische overmacht, nu de mannen welbewust hebben gehandeld. Wat er ook van zij van de pesterijen, de rechtbank ziet daarin geen rechtvaardiging van het handelen van de verdachten. Verdachten hebben geen inzicht in het laakbare van hun handelen getoond, mede gezien hun reactie ter zitting op de schriftelijke slachtofferverklaring. Rechtbank legt in het geval van de ene verdachte (verdachte K.) op terzake van poging doodslag: 8 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, de maximale 240 uur werkstraf, een rijontzegging voor 1 jaar en verbeurdverklaring van de auto. Voor de bedreiging na het ongeval door verdachte J., legt de rechtbank op: 2 weken voorwaardelijke gevangenisstraf en 60 uur werkstraf.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/802013-07
Uitspraak d.d.: 8 augustus 2008
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte J.],
geboren te [plaats, 1950],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juli 2008.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2007 te Hoog-Keppel, althans in de gemeente
Bronckhorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet
met zijn mededader in een auto is gestapt en/of vervolgens met die door hem,
verdachte, bestuurde auto met hoge, althans met aanzienlijke snelheid van
achteren op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (die op dat moment voor verdachte
en/of diens mededader fietste(n) ),is ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 14 juli 2007 te Hoog-Keppel, althans in de gemeente
Bronckhorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet
met zijn mededader in een auto is gestapt en/of vervolgens met die door hem,
verdachte, bestuurde auto met hoge, althans met aanzienlijke snelheid van
achteren op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (die op dat moment voor verdachte
en/of diens mededader fietste(n) ),is ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 14 juli 2007 te Hoog-Keppel, althans in de gemeente
Bronckhorst, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge, althans met aanzienlijke
snelheid van achteren heeft aangereden,
waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] letsel hebben/heeft
bekomen en/of pijn hebben/heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 14 juli 2007 te Hoog-Keppel, gemeente Bronckhorst,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers zijn/is
verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
met een stok in een auto gestapt en/of vervolgens achter die [slachtoffer 1] en/of die
[slachtoffer 2] aan gereden en/of met die auto op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
in gereden en/of, terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gewond op de
weg/grond lagen/zaten, met die stok in de hand(en) uit die auto gestapt en/of
vervolgens naar/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gelopen ;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde, voor zover dat betreft dat verdachte met de stok uit de auto is gestapt en in de richting van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is gelopen.
Vrijspraak van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat de verdachte hiervan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken noch uit het verhandelde ter terechtzitting naar voren komt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn partner (medeverdachte [verdachte K.]) om de twee jongens aan te rijden. Zo heeft verdachte verklaard dat hij dacht dat zijn partner de jongens klappen wilde geven, dat hij niet had verwacht dat zijn partner de jongens zou aanrijden en dat hij zijn partner zou hebben tegengehouden als hij had geweten dat zijn partner dat van plan was geweest. [verdachte K.] heeft verklaard dat hij achter de jongens aanging om ze eens goed de waarheid te zeggen en misschien een klap te geven. Toen hij achter de jongens reed, zag hij dat hij gezien zijn leeftijd en gezondheid niets tegen hen zou kunnen beginnen. Hij besloot ze toen met de auto een duwtje te geven. Medeverdachte [verdachte K.] heeft verder verklaard dat hij dit niet heeft besproken met verdachte.
Gelet op het voorgaande is er onvoldoende bewijs voor het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen
Uit de bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid (eindnoot 1) .
Feit 2
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard (eindnoot 2) dat hij op 14 juli 2007 met [slachtoffer 2] op de fiets naar het zwembad in Hoog-Keppel ging. In Laag-Keppel zag hij een man, die homoseksueel is en met wie hij in het verleden een akkefietje heeft gehad toen bij het sneeuwballen gooien een sneeuwbal tegen diens ruit kwam. Hij stak zijn wijsvinger op tegen de man. Toen ze 20 meter verder waren, schreeuwde de man dat hij terug moest komen of moest blijven staan. Hij, aangever, en [slachtoffer 2] zijn doorgefietst. Vlakbij de ingang van het zwembad aan de Monumentenweg in Hoog-Keppel werden ze ineens geschept door een auto. Toen ze op de grond lagen, zag hij, aangever, dat de man die zij in Laag Keppel hadden gezien, uit de auto stapte met een stuk hout. De man kwam met de stok op hen af en hij, aangever, was bang dat de man hen ermee zou gaan slaan. Hij voelde zich erg bedreigd en de man keek ook heel dreigend.
Verdachte heeft verklaard (eindnoot 3) dat de jongens plotseling over de motorkap vlogen. Zijn partner [verdachte K.] stopte en hij, verdachte, is uitgestapt met de stok die hij van huis had meegenomen.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht de onder 2 ten laste gelegde bedreiging bewezen voor zover dit betreft de situatie na de aanrijding.
Verdachte heeft bij de politie verklaard (eindnoot 4) dat hij na de aanrijding uit de auto is gestapt met de stok in zijn handen en dat hij op de jongens is afgelopen, om die jongens een pak slaag te geven. Hij zag dat ze wegrenden. Aangever [slachtoffer 1] heeft dit ook gezien en voelde zich daardoor bedreigd. Weliswaar heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij na het uitstappen met de stok slechts verbouwereerd bij de auto is blijven staan, de rechtbank hecht meer waarde aan zijn verklaring die hij kort na het incident bij de politie heeft afgelegd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging niet heeft bestaan uit de feitelijkheden voorafgaand aan de aanrijding, te weten dat verdachte met een stok in de auto is gestapt, dat de verdachten achter de jongens zijn aangereden en vervolgens op hen zijn ingereden. De rechtbank overweegt in dit verband dat de jongens niet wisten dat verdachte met een stok in de auto is gestapt en dat verdachte en zijn partner achter hen zijn aangereden. Door gebrek aan wetenschap van deze omstandigheden hebben de jongens zich daardoor niet bedreigd kunnen voelen. In zoverre kan de bedreiging niet bewezen worden verklaard, maar wel het voorval ná de aanrijding.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 14 juli 2007 te Hoog-Keppel, gemeente Bronckhorst, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend, terwijl die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] gewond op de weg/grond lagen/zaten, met een stok in de hand(en) uit die auto gestapt en vervolgens in de richting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] gelopen.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Feit 2: bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat hij homoseksueel is en dat hij en zijn partner de laatste jaren regelmatig worden gepest door jongeren, waaronder niet in de laatste plaats aangever [slachtoffer 1]. Door de omstandigheden is hij, buiten zijn schuld, agressief geworden.
Voor zover verdachte hiermee heeft beoogd zich te beroepen op psychische overmacht, overweegt de rechtbank dat een zodanig beroep niet slaagt.
Omstandigheden die leiden tot het oordeel dat sprake was van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden, zijn onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank overweegt in dit verband dat uit de stukken dan wel naar voren komt dat door de politie mutaties is gemaakt van circa vijf incidenten, waarbij (scheldende) jongeren waren betrokken, maar dat de naam van [slachtoffer 1] alleen voorkomt in de mutatie met betrekking tot het gooien van sneeuwballen eind november 2005.
Op 14 juli 2007 hebben verdachte en aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] elkaar getroffen. Daargelaten de vraag of [slachtoffer 1] hierbij wat heeft gezegd of geroepen, tussen dát moment en het moment waarop verdachte met de stok uit de auto is gestapt, is enige tijd verstreken. Wat er overigens ook zij van de situatie of sprake is van tegen verdachte en zijn partner gerichte (homo-)haat gedurende jaren, de rechtbank is van oordeel dat dat niet afdoet aan het welbewuste karakter van verdachtes handelen, te weten zich schuldig maken aan de bedreiging van twee jongeren op een moment dat juist een aanrijding heeft plaatsgehad en die jongeren als gevolg daarvan (zichtbare) verwondingen hadden opgelopen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 60 uur te vervangen door 30 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Nadat de slachtoffers waren aangereden is verdachte gewapend met een stok de auto uitgegaan. Hij was, volgens eigen verklaring, van plan de jongens met de stok klappen te geven. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan temeer nu hij heeft verklaard te hebben gezien dat de jongens plotseling over de motorkap vlogen. Tevens heeft hij gezien dat de jongens gewond waren. In plaats van hulp te bieden, heeft hij een dreigende situatie doen ontstaan, waardoor de jongens (gewond) weg moesten vluchten.
Zoals verdachte terecht ter zitting heeft opgemerkt heeft zijn handelwijze niets opgelost. De rechtbank overweegt dat de vraag of al dan niet sprake is van tegen verdachte en zijn partner gerichte (homo-)haat en jarenlange pesterijen, in deze strafzaak niet beantwoord zal worden. Wat daar namelijk ook van zij, die omstandigheden rechtvaardigen niet het gedrag van verdachte om te handelen zoals is bewezen verklaard.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf zoals door de officier van justitie gevorderd op zijn plaats. Die taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de reclassering gehanteerde lijst van projectplaatsen.
Naar de ervaring leert, zijn delicten als het onderhavige de oorzaak van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer. Verdachte heeft op geen enkele wijze laten blijken zich rekenschap te hebben gegeven van de impact die zijn handelen op de slachtoffers heeft gehad, alleen al gezien zijn lacherige reactie op de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1]. De rechtbank acht daarom naast een werkstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10,14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Hödl en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 augustus 2008.
(eindnoot 1) Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam) proces-verbaal nr. PL0650/07-205825, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, Team Recherche, gesloten en getekend op 22 augustus 2007.
(eindnoot 2) Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], p.57/58.
(eindnoot 3) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p.82.
(eindnoot 4) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p.82.